Vleesetende planten

Van alle vreemde planten in de wereld, wie had er gedacht dat er zelfs vleesetende planten bestaan? Behalve de bladluis, plantenetende insecten die zich met stekende en zuigende monddelen passief voeden met sappen uit het floëem ,heb je dus ook (vlees)etende planten. Nou ja, misschien niet zo zeer ‘vleesetende’ maar meer insectenetende. Vleesetende planten kun je voornamelijk vinden in gebieden waar de bodem weinig voedingsstoffen bevat. Deze fascinerende planten vallen onder de categorie vleesetende als ze insecten of geleedpotigen vangen en deze vervolgens met hun spijsverteringssappen verwerken. Er zijn maar liefst meer dan 630 verschillende soorten vleesetende planten! De meeste vleesetende planten hebben een van de vier verschillende soorten vallen. De verschillende soorten vallen zijn: de klapval, kleefval, bekerval en de fuikval.

Vleesetende planten roepen meestal gruwelijke beelden op, zoals in de film “The little shop of horrors”, waarin een gigantisch uitgegroeid plantje steeds meer (mensen-)bloed consumeert. De werkelijkheid is voor mensen eerder boeiend dan angstaanjagend. Alleen relatief kleine beestjes zijn het slachtoffer van deze bijzondere planten.

Een aangepast dieet

Vleesetende planten hebben één belangrijke eigenschap gemeen. Ze groeien op plaatsen waar de zure bodem stikstofarm is, zoals op heide en op veengrond. Door het verteren van kleine beestjes, meestal insecten of kleine kreeftachtigen, zorgen deze planten voor wat extra stikstof in hun dieet. Enkele van deze planten worden voor de sier als huiskamerplant gekweekt, zoals de zonnedauw. Dan blijkt dat als de bodem genoeg voedingsstoffen bevat, ze ook als vegetariërs kunnen overleven.

Uit tropische streken en kassen in botanische tuinen zijn vooral de grote bekerplanten (Nepenthes)bekend. In Nederland zijn er drie groepen vleesetende planten. De bekendste daarvan is zonnedauw (Drosera), waarvan alle vier de soorten bij wet zijn beschermd. De blaadjes van dit plantje zijn getooid met lange roodachtige haartjes, een soort tentakeltjes. De uiteinden van deze haartjes hebben klieren die kleine vochtdruppeltjes produceren. De schittering van deze ‘dauwdruppeltjes’ trekt waarschijnlijk de aandacht van kleine insecten. Belandt zo’n insect op het blad en raakt het daarbij de kleverige tentakeltjes, dan zit het gevangen.

De minderbekende vleeseter

Minder bekend is het vetblad (Pinguicula). Ook dit plantje is vrij zeldzaam en komt alleen nog voor in het oosten van Overijssel. De bladeren bevatten kleverige klierharen op steeltjes, waar de prooi aan vastplakt. Bovendien rollen de bladranden iets naar binnen bij aanraking, waardoor de prooi met nog meer klierharen in contact komt. Uiteindelijk wordt hij verteerd door het vocht uit kleine ongesteelde klierhaartjes. Het is niet duidelijk waardoor de prooi wordt aangetrokken. Misschien is het wel de lichte schimmelgeur van de planten. Het vetblad vangt hoe dan ook voldoende prooi om in zijn stikstofbehoefte te kunnen voorzien.

Geef een reactie